In het vergunningenproces (dat we voor elke SCAN onderzoeksboring doorlopen) wordt beoordeeld of er een risico op aardbevingen is als gevolg van het onderzoek. De uitkomsten van de analyses die tot nu toe zijn gedaan, lieten zien dat het risico op aardbevingen verwaarloosbaar is.
Bij het bepalen van de zoekgebieden is gebruik gemaakt van alle beschikbare publieke data, inclusief alle SCAN resultaten. Daarnaast is er ook samenwerking met operators en (aspirant-) vergunninghouders gezocht om te borgen dat eventuele nog niet gepubliceerde inzichten mee worden genomen in het selectieproces.
Bij het selecteren van de locaties voor de SCAN boringen wordt er gekeken naar zowel de bovengrondse warmtevraag als naar de ondergrond. De bedoeling van deze boringen is om data te verzamelen die de ontwikkeling van aardwarmteprojecten zal versnellen. De (tijdelijke) locatie moet echter ook bovengronds goed passen.
Diep in de Nederlandse ondergrond is warm water aanwezig dat onder andere is opgeslagen in (poreuze) zand- en kalksteenlagen. Bij een aardwarmte project horen (minimaal) twee putten. De eerste put pompt het warme water omhoog. Een warmtewisselaar haalt de warmte eruit zodat deze bovengronds gebruikt kan worden.
Het afgekoelde water gaat via de andere put weer terug in de grond, in dezelfde diepe aardlaag. Bovengronds staan deze putten enkele meters uit elkaar maar de uiteindes van deze putten bevinden zich ondergronds op maximaal 2 kilometer afstand van elkaar. Geleidelijk warmt het water dat van het ene uiteinde naar het andere stroomt in de aarde weer op. De gewonnen warmte stroomt via een warmtenetwerk van buizen naar woningen, gebouwen, industrie en kassen.
Ondieper dan 500 meter spreken we (in Nederland) van bodemenergie. Vaak worden deze systemen aangelegd om één woning van warmte te voorzien in combinatie met een warmtepomp.
Tussen 500 en 4.000 meter spreken we (in Nederland) van aardwarmte of geothermie. Met deze warmte kunnen delen van een stad worden verwarmd middels een warmtenet.
Vanaf 4.000 meter spreken we (in Nederland) over ultradiepe geothermie, oftewel ultra diepe aardwarmte. Dit type aardwarmte wordt in Nederland (nog) niet toegepast maar kan mogelijk worden ingezet voor (licht) industriële processen waarvoor warmte nodig is.